De leegte. De leegte, en het eindeloze. Het vallen en verdwijnen, in niets dan donker, duister, dood. Daar waar je je doods voelt, of met de dood bedreigd voelt. Soms was het zo, soms leek het zo. Soms twijfel je of het zo was, of leek. Want in al dat lege en eindeloze was voor van alles ruimte, maar niet voor helderheid van geest.
Of woorden.
Het is niet dat ze steeds ontbreken, die woorden. Soms brengen ze je ver en hoog, maken ze duidelijk, inzichtelijk, begrijpelijk. Maar soms dus ook monddood. Jou, op de eerste plaats. Nog voor de vraag gesteld, hardop of door jezelf, rest er niets dan zwijgen. Het eeuwige, eenzame, Indische zwijgen.