Van die dingen

Van die dingen
die splijten,
die splitsen,
die rijten
uiteen
of uit velen
gevallen,
geweest, al lang weer
voorbij en
bijna
vergeten, bijna
verloren, bijna
verweesd.

Van die dingen
die waren,
die kwamen
die gingen
plots
en toch zo
langzaam
voorbij
en geweest.

Bijeen

Van duizend losse
dingen en
jouw herinneringen
aan al wat was
kapot,
geheeld en
weer verloren
met de tijd
hang en plak je
aan elkaar
van duizend losse
grenzen
en al je weet
te wensen
tenminste
voor het eind
nog eens
bijeen
te zijn.

Niet één

Ik,
zei jij,
ik ben niet
één, maar twee
uit één
verworden, vroeg
vandaan
en uit
elkaar
door diep en duister
heen gegaan,
met liefde groot
geworden
maar klein genoeg
voor jou,
voor mij.

Ik,
zei jij,
ik ben niet
één, meestal
ben ik
wij.

Leer me

Leer me
in het zinken,
in het vallen,
in het zijn
te zijn
daar waar de kans
te helen,
te vergeten
en vergeven
het grootst
geschat
door jou en al
de jouwen
leer me
daar
in angst,
in twijfel,
in vertrouwen
te vertrouwen
daar
te durven
zijn.

Thuis

Vind me,
waar het leven
duistert
waar alles donker
alles fluistert
vind me,
waar het hopen
dooft
waar alles stil
en niets gelooft
in beter, later,
mij.

Vind me,
waar ik zoek
geraakt
en breng me
veilig
thuis.

Tekening uit: ‘De jongen, de mol, de vos en het paard’ – Charlie Mackesy

Waag het niet van mij te sterven

Waag het niet
van mij te sterven
met op je laatste lippen
spijt, met als je laatste woorden
liefde
onuitgesproken, net te laat
misschien maar een seconde
waarin het leven
soms de dood
of de dood
soms net het leven
in een weiland als een trein,
tot stilstand komen laat.

Waag het niet
van mij te sterven
met in je laatste blik
verdriet, met in je laatste ogen
schuld
waag het niet,
o waag het niet.